Oefenkansen Nederlands

Hartgericht leren

H A R T G E R I C H T  L E R E N       

  • Het CAVA-principe: competentie, autonomie, verbondenheid en aandacht.

Hartgericht leren heeft alles te maken met motivatie. Een mooi motivatiemodel dat als leidraad kan dienen voor motiverende activiteiten is het CAVA-model, geïnspireerd op de zelfdeterminatietheorie van de Canadese onderzoekers Ryan en Deci.

Dit model geeft in vier woorden weer wat mensen over het algemeen intrinsiek motiveert. Of omgekeerd beschouwd: als de begrippen van het model niet aanwezig zijn in je activiteiten, dan riskeer je dat mensen afhaken.

  • Competentie. Mensen zijn gemotiveerd als ze het gevoel hebben dat wat ze doen, aansluit bij hun competentie(s).Is het te ver boven of onder hun niveau, dan haken ze af. In een oefenkans kan dat gaan over het taalniveau of over het onderwerp van de communicatie. Wat alvast helpt om te motiveren is: zorg dat niet-talige competenties (een taart bakken, gitaar spelen, je hobby tonen, iets over je eigen land vertellen…) een plaats krijgt in de oefenkans. Op die manier verhoogt het competentiegevoel, ook al is het taalniveau wat moeilijk.
  • Autonomie. Mensen zijn gemotiveerd als ze het gevoel hebben dat ze zelf kunnen beschikken. Dat wil niet zeggen dat ze de dingen altijd helemaal zelf moeten beslissen of uitvoeren, maar het is wel goed dat ze daarin kunnen kiezen. Eigenlijk zijn er verschillende niveau van autonomie:
    • Het eenvoudigste niveau is dat mensen weten wat er gaat gebeuren en waarom (bv: vandaag gaan we praten over het weer, want dat doen mensen vaak)
    • Daarboven is het niveau dat mensen in beperkte mate kunnen kiezen (bv. gaan we praten over het nieuws of over het weer?)
    • Nog meer autonomie is een semi-vrije keuze (waarover gaan we praten vandaag?)
    • De hoogste autonomie is volledig vrije keuze (wat willen jullie doen vandaag?)

Mensen zijn het meest gemotiveerd als ze de juiste graad van autonomie krijgen: niet te veel, maar zeker ook niet te weinig. Je kan daar ook in opklimmen: in het begin bepaal je zelf de meeste dingen, maar geleidelijk komen er keuzen en uiteindelijk beslissen de deelnemers. Vermijd in elk geval dat de deelnemers het gevoel hebben dat ze niet kunnen mee beslissen: als de activiteit of het onderwerp hen dan niet interesseert, zullen ze uiteindelijk afhaken.

  • Verbondenheid. Mensen zijn gemotiveerd als ze zich verbonden voelen met de anderen en met wat er gebeurt. Eigenlijk is dat logisch: als je je niet opgenomen voelt in de groep en het gesprek gaat over iets waar je geen voeling mee hebt, dan vind je dat allerminst prettig. Daarom is het goed om tijdens de activiteiten in te zetten op kennismaking en samenwerking. Het is ook zeer goed als de deelnemers samen beslissen wat er op de agenda komt of als er groepjes worden gemaakt met gezamenlijke interesses.
     
  • Aandacht. Als mensen aandacht krijgen voor hetgeen ze presteren, dan zijn ze gedreven om dat verder te doen. Zonder aandacht valt de motor stil. In een groep is het zeer waarschijnlijk dat sommige deelnemers minder opvallen of weinig het woord nemen. Dat kan je als begeleider het best bewust inplannen: werk bijvoorbeeld ook met duo’s of trio’s. Zorg voor een verdeelsysteem waarbij iedereen beurtelings in het middelpunt staat. Houd de stillere deelnemers goed in de gaten en geef hen actief aandacht bij het kleinste initiatief. Stel vragen aan de deelnemers over hun thuissituatie, werk, hobby’s, … Zorg er op een hoger niveau voor dat jouw activiteit wordt opgemerkt in de omgeving.
     
  • Aansluitend bij de leefwereld: behoeften en wensen. Het spreekt een beetje voor zich, maar het gebeurt niet altijd. Zorg dat de activiteit aansluit bij de behoeften en de wensen van de deelnemers. De eenvoudigste manier is door hen mee te laten beslissen (verlenen van autonomie). Aansluiting bij de leefwereld is niet alleen prettiger, het zal er ook voor zorgen dat de taal die daarin gebruikt wordt beter blijft hangen.
     
  • Veilig en uitdagend. Taalleren zit, zoals elk leren, voortdurend in het spanningsveld tussen veiligheid en uitdaging. Enerzijds is het goed om mensen een veilig gevoel te geven want dan gaan ze makkelijker deelnemen. Dat kan bv door het taalniveau laag te houden, door zaken concreet te maken (echte voorwerpen, foto’s), dingen opnieuw te doen, de deelnemers toe te laten om even niet mee te praten etc. Anderzijds moet je om vooruit te gaan ook wel eens uit je comfortzone, dus soms is een duwtje wel goed.
     
  • Leuk én interessant. Het is als met Roetpiet en Sinterklaas: afwisseling tussen speels en ernstig is een uitstekende mix. Zorg dus in je activiteiten voor een afwisseling daarin.
     
  • Zichtbare progressie. Mensen worden echt blij als ze zien dat ze iets bereiken en vooruit gaan. Daarom is het een goed idee om ‘bewijzen’ van de activiteiten in het lokaal te hangen (bv foto’s van de wandeling). Je kan ook met een woordenboom werken: hoe meer woorden er geleerd zijn, hoe groter de kruin. Of je maakt een ladder met de thema’s van de praattafels: nog drie sporten en we zijn helemaal boven!
     
  • Positieve stimulering. Het is raar maar bij positieve feedback kan je gewoonweg niet aan overacting doen. Aandacht voor wat goed gaat, van het kleinste af en telkens opnieuw!

Vind je het moeilijk om zelfstandig aan de slag te gaan? Contacteer ons.

We hebben al jaren ervaring met het organiseren en ondersteunen van oefenkansen Nederlands. We zullen je ondersteunen bij het bepalen van jouw profiel, de opmaak van een draaiboek en de keuze van activiteiten via adviesgesprekken, vorming, intervisie en methodiekuitwisseling.

Verklaring over cookies